Shotokan Geschiedenis

Het moderne Shotokan Karate stamt van origine uit Okinawa, een eiland onder Japan. In Okinawa bestond al sinds 1470 een verbod op wapenbezit, eerst door plaatselijke heersers en later vanaf 1609 door de Japanse bezetting. Okinawa was een belangrijk handelscentrum met internationale havens en het onderhield al handelsbetrekkingen met China sinds de 7e en 8e eeuw.

Chinese, ongewapende en gewapende gevechtsvormen werden geïntroduceerd en in de loop der tijd aangevuld met technieken uit andere Aziatische landen met een gevechtstraditie. Het “Tode” of “Te”, het Okinawa systeem bestond uit een ongewapende vorm (het latere karate) en een gewapende vorm (Het Okinawa Kobudo). Alles werd in het geheim beoefend tot plm. 1875 toen Okinawa een officieel deel werd van het Japanse keizerrijk. Dit hield tevens in dat de inwoners van Okinawa dienstplichtig werden en bij de keuringen hiervoor viel hun goede lichamelijke conditie op, die verkregen was door “Tode”. De Japanse regering was onder de indruk en gaf toestemming het “Tode” te onderwijzen op scholen in het gymnastiekprogramma. Omstreeks 1912 kregen officieren van de Japanse vloot karate training in Okinawa naar aanleiding van een karate demonstratie die door kroonprins en latere keizer Hirohito bijgewoond was. In 1922 nodigde het Japanse ministerie voor onderwijs een karate-jutsu expert uit om een demonstratie te geven. Dit werd GICHIN FUNAKOSHI (hij was ontwikkeld en goed opgeleid) en hij gaf verschillende demonstraties aan universiteiten.

Gichin Funakoshi werd geboren in Shuri, een dorp in Okinawa, in het jaar 1868. Toen hij nog erg jong was, werd hij al getraind door twee beroemde meesters uit die tijd. Elk van de twee leidde hem op in een andere vechtkunst uit Okinawa. Van de eerste, Yatasune Azato, leerde hij Shuri-te, dat Shuri-vuist betekent. Yatsune Itosu, de tweede, trainde hem in Naha-te, Naha-vuist. Na lange tijd zou het de menging van deze twee kunsten zijn, die Funakoshi tot karate smeedde.

Er kwam nog een demonstratie, maar deze was wel zeer speciaal omdat Funakoshi het voorrecht kreeg om zijn kunst te demonstreren in privé, voor de keizer en de keizerlijke familie. Deze was stomverbaasd over de combinatie van eenvoud, enorme effectiviteit en schoonheid, dat hij Funakoshi bijna smeekte om in Japan te blijven, daar hij nog in Okinawa woonde. Na veel overpeinzen stemde deze toe en hij kreeg een royale vergoeding, een huis, personeel en zo meer, maar weigerde dit alles. Hij wilde alleen een hut, een grote zaal en een tempel vlakbij. Daar onderwees hij anderen het Karate en reisde vaak door Japan om zijn kunst te promoten.

In 1924 had Funakoshi aangetoond, dat het wenselijk was het karate op te nemen als vast onderdeel van de lichamelijke opvoeding. De Keio Universiteit in Tokyo was de eerste die hiervoor een dojo inrichtte en de Tokyo, Shoha, Waseda en Hosai universiteiten volgden dit voorbeeld. Funakoshi’s monopoliepositie bleef niet onaangetast en rond 1930 kwam ook Kenwa Mabuni naar Japan. Funakoshi (shotokan) en Mabuni (shito) hadden beiden les gehad van Itosu. Later ging Funakoshi bij Azato en Mabuni bij Higashionna in de leer. Omstreeks 1932 hadden nagenoeg alle universiteiten dojo’s voor karate-jutsu en het is begrijpelijk dat de Japanners het karate verder ontwikkelden. In 1932 werd het ideogram karate-jutsu veranderd in karate do door Funakoshi (lege hand in plaats van China-hand, zie afbeelding hieronder).

Na een tijd wilde Funakoshi-sensei terugkeren naar zijn thuisbasis om zich daar weer te wijden aan het verder ontwikkelen van zijn kunst. Toen hij bekend maakte dat hij ging vertrekken, kreeg hij bezoek van de schilder Hoan Kosugi. Omdat Kosugi en de andere leden van zijn kunstgroep wel rijk waren, maar zich niet konden verdedigen, vroegen zij om lessen. Dus de goedhartige en edele Funakoshi stelde zijn terugkeer uit en begon met georganiseerde training van de Tabata Poplar Club. Terwijl hij daar les gaf (wat nog niet zo makkelijk was omdat de kunstenaars aanvankelijk weigerden elkaar aan te vallen), kwam hij tot het ontdekking dat dit zijn roeping was. Hij besloot dan ook dat hij de rest van zijn leven in Japan zou blijven lesgeven. Hij zou zijn jonge martiale kunst naambekendheid geven en ze aanleren aan wie het maar wilde.

Funakoshi trok zich meer en meer terug en het lesgeven werd steeds meer overgelaten aan zijn zoon Yoshitaka en andere leerlingen. Zij hebben uiteindelijk het huidige Shotokan Karate vorm gegeven en Funakoshi’s ideeën leven nu meer voort in de Shotokai van Egami die meer de nadruk legt op de mentale waarden van het karate. Verder veranderde Funakoshi de benaming van de kata’s en de Okinawa benaming werd veranderd in de Japanse benaming, bv. pinan/heian, naihanchi/tekki etc. Funakoshi onderwees zijn karate voornamelijk d.m.v. kata; zijn standen waren hoog en hij introduceerde het kihon, maar schonk nauwelijks aandacht aan het kumite.

Zijn zoon Yoshitaka ging veel verder en hij was degene die de lage standen introduceerde. Hij ontwikkelde nieuwe traptechnieken zoals mawashi geri en ura mawashi geri. Hij ontwikkelde verder kumite vormen en huldigde het principe dat iedere aanval, iedere houding tot het uiterste moet worden ingezet, overdreven tot het extreme, zodat er in situaties waarin je geremd bent, nog voldoende kracht over is om te overwinnen.

In 1957, op 88-jarige leeftijd, stierf Gichin Funakoshi. Men bouwde voor hem een gedenkmonument in de Enkaku-ji tempel in Kamakura in 1968. De tekens rechts zijn van de meester, die links zijn gemaakt door Asahina Sogen, de hoofdpriester van de tempel en betekenen: “Karate ni sente nashi”, “er is geen eerste aanval in Karate”. Hij had niet alleen het Shotokan karate gemaakt, hij had het ook nog aan velen geleerd en had er boeken over geschreven. In Japan schreef Funakoshi het eerste boek ooit over Karate “Ryokyu Kempo: Karate”. Het boek werd ontworpen en ingetekend door Hoan Kosugi, de eerder genoemde schilder. Van hem zegt men ook dat hij het symbool van Shotokan, de tijger, heeft ontworpen. Vier jaar later werd het boek opnieuw uitgebracht onder de titel “Renten Goshin Karate-jitsu”. In 1935 werd het eerste boek geschreven dat over Karate puur als technieksport ging, genaamd “Karate-do Kyohan”, vrij te vertalen als “De Manier van de Lege Hand: Leerschool”.